Rozendaalweg

Rozendaalweg
ECHELPOELHOEVE, Rozendaalweg: landelijk / mooi / historisch, foto: H. Vermeir

woensdag 19 augustus 2015

Zo leefden de MENSEN van Sint-Katelijne-Waver in 1953, ca. Deel II



Deze pagina berust op "Zo leeft Sint Katelijne Waver", geen vermelding van auteur, in: Zondagsvriend, magazine, nr. 28, 25 juni 1953, p.856 e.v.

Burgemeester Viktor Edward Van den Eynde

De secretaris met witte jas en de burgemeester met sigaartje. Toch een sociaal onderscheid.

In het magazine staat het volgende geschreven:
" Burgemeester J. Van den Eynde die als provinciaal raadslid  wel aanklopt waar het nodig is,  verheugt er zich over dat de rode autobus  toch op het kerkplein draait in zijn gemeente van ruim 2700 ha. waar de bevolking snel aangroeit en te wege is naar de 25.000 te gaan"
Dit laatste was een grote overdrijving, ze hadden nog niet eens 15.000 inwoners.
Op de foto komt de burgemeester enigszins hautain over en zijn secretaris werd op de foto in een underdogrol gedrongen. Hoewel zijn secretaris draagt ook een chic kostuum met das en die verdiende waarschijnlijk heel wat meer dan de burgemeester en bezat uiteindelijk bijna zoveel of meer macht dan de burgemeester.
Te midden tussen hen staat de PC van de jaren 1953 een schrijfmachine met een stofdeksel.

Over de burgemeester vonden we:
geboren te Mechelen op 22.03.1888
ambtelijke titel: eerste bureauchef N.M.B.S. (Belgische spoorwegen)
provincieraadslid
burgemeester van 1953 tot 1962
oud-strijder van 1914-1918
overleden te Duffel op 31.01.1962



Boerke Schellens

" Boerke Schellens - 90 jaar - vonden we nog gehurkt in de serre. de grond was zijn trots... maar veel hoger behaalde hij triomfen. Hij is toch 70 jaar schutter en haalde heel wat vogels van de top. In de zomer trok hij per velo naar Duffel, Lier en Hooikt (Koningshooikt); hij ging tot Hoogstraten en in Holland om zijn schutterseer hoog te houden. Nu blijft hij dichtbij en vindt zijn verzet bij een aparte radio, waaruit hem niets ontsnapt, ook het moderne wijsje niet."


Lowies van 't Geleeg


" Lowies van 't Geleeg is een ander kras oudje. Dis is er 93 en gaat nog recht als een kaars. Nu nog heeft zij haar zeg over het huishouden en toen we ons klaar maakten voor een foto weigerde zij beslist in de zetel te gaan zitten.
'Ze zouden wel denken dat ik een ouwe ben.', lachte zij ons uit."

't Geleeg is de straat die uitkomt in de Berlaarbaan, bijna tegen Koningshooikt. Die baan loopt door de gemeente van Noord (grens Koningshooikt) naar Zuid (Mechelen).


Justine De Hertog

" In het dorp bij haar dochter vonden we Justine van den Hertog. Die 92-jarige zat daar nog een 'Wipke' te spelen mat de geestdrift van een jonge vrouw. Op de vraag of zij nog wat anders doen dan kaarten stak zij haar vinger vermanende op:
'Ik kan nog breien zonder bril; ik lees nog als de letters niet te klein zijn. En naar Wiezeke schrijf ik nog brieven als hij in Frankrijk zit.
Justine is inderdaad de grootmoe van Wiezeke De Hertog.
'Pijt', zegt Wieze, 'die is maar bang dat ik zal vallen in de Tour. En ze schrijft dan een lange brief."

Achter Justine zien we een Leuvense stoof met de 'moor' die meestal stond te 'zooien'.

Zooien: betekent dat de waterketel (moor) zachtjes stond te koken, zodanig dat er waterdamp uit ontsnapte.


Wieze De Hertog,
wielrenner.



" Wiezeke in de tour en winner van Luik -Bastenaken - Luik had alleen maar de gezonde lach als wij naar zijn verwachtingen vroegen. 'Rijen is plezant' lachte Wieze, maar met ons va en moe zou ikhet op het land toch ook gewoon worden, want voor hen wordt de doening met 5 koeien en een paard wel wat  te zwaar.'
  Al is vader De Hertog wel van geen klein gerucht vervaard, zomin als Wieze, die we een beste "Tour" wensen."

Wiezeke was niet veel van zeggen.
We zien hier de overgang op het land van het boerenbedrijf naar tuindersbedrijf. In 1951 begon men aan de veiling te metsen. Nu staan op de volle grond van de vroegere tuinbouwbedrijven paarden, over heel de huidige gemeente Sint-Katelijne-Waver. Tussendoor werd er hier en daar klei gewonnen om stenen om te bouwen te vormen. Boven was er in dit verband sprake over 't Geleeg. Met als gevolg hier en daar wat visvijvers in het landschap.

August Op de Beeck
de dirigent  van de St.-Catharinavrienden







" Dan staan de St.-Catharinavrienden wel klaar voor een serenade. De vieren-veertigjarige August Op de Beeck, de muziekleider, neemt dan zijn mannen  wel speciaal onder handen en wie weet  sluit dr Luysterborgh(Voorzitter)van de Elzestraat  met de muzikanten van "Zucht naar Kunst" zich daarbij niet aan!"

Dit laatste was een gratuite uitspraak daar  het juist onder schepen dr Luysterborgh* leefde om de Elzestraat af te scheuren van de gemeente Sint-Katelijne-Waver, daar de bewoners zich onvoldoende aan bod voelden komen in de Katelijnse politiek van toen. Later zou dan de tegengestelde beweging volgen: de fusies van gemeenten van 1 januari 1977. En het jaar van het dorp 1978. Een mea culpa ... zonder resultaat.
Politiekers denken meestal in efficiëntie binnen de context van hun partij, maar niet op de eerste plaats voor de gemeenschap.

* Luijsterborgh of Luysterborgh is een naam die reeds in de 16-de eeuw voorkomt in Brabant.
   Het is een plaatsnaam. Een luisterrijke burcht.(?). Het domein Luysterborgh is gelegen  in het noorden van Beerse. Het gebied van 26 ha heeft als kenmerken, een kunstmatig vennetje en een gemengd bos: eik, beuk, grove den met een struiklaag van berk, lijsterbes en vuilboom.
Bron: Hilde Nijs, Genealogisch praatje: familienamen, in: "Nieuwbrief" , Hk "adriaen ghys", jg 13, nr. 47, september 2015, p.23.
Bij Verdam vinden we voor luyster/glans en voor borgh/ berg of burcht.


De affiche,  daarop kon elke gemeente iets specifiek programmeren.


Trouwens rond 1968 scheurden een aantal muzikanten van de St.-Catahrinavrienden af en trokken naar Pasbrug en het Noorden van Mechelen. Raar maar waar de muzikanten van St-Katelijne-Waver werden de Harmonie "De Verenigde St.-Katarinavrienden" vzw. Ze werden een  bloeiende vereniging met knappe dirigenten en muzikanten.


Om geld in de lade te brengen  werd in april 1981  een penning uitgegeven met erop de oude kerk, die er toen nog stond.

Binnen enkele dagen hier nog meer 







B.V., Lenteconcerten en Penning, in: "De Koerier", 29 april 1981.

Op 25 april 1981 werd door de Kon. Harmonie "De Verenigde St.-Katarinavrienden" een penning uitgegeven met de naam "100 Katrientjes". De penning werd aangeboden aan de prijs van 100 fr. (ca. € 2,50) . De op 5000 stuks uitgegeven penning was zeer vlug uitverkocht.
Op de achterzijde van de penning (zie boven) vinden we een afbeelding van Sint-Catharina, de patroonheilige van de kerk, en in de rand de tekst "Sancta Catharina in Wavria * Geldig 25-4-81 * 100 KATRIENTJES .
Op de voorzijde  een mooi zicht van de afgebroken St.-Catharinakerk. De opbrengst moest dienen om de opleiding van de talrijke jonge muzikanten te verzorgen.

Later gaf de Heemkundige Vereniging "Erf en Heem" ook een dergelijke penning uit.



Frans Van Dessel,
de pompier



"Frans Van Dessel, de filosoof, die reeds 46 jaar pompier (brandweerman) is en méér dan 30 jaar commandant, kreeg bekendheid als wagenmaker. Nu rust hij op lauweren, maar als het ergens brandt... of nog maar rookt dan is Frans er met zijn 20 kerels bij."

vervolgt, zie volgend aflevering hierna 


zondag 9 augustus 2015

Drieëndertig VOLMAAKTHEDEN / SCHOONHEDEN van de VROUW * * *




Pieter POURBUS (1524-1584), Portret van een onbekende vrouw,  ca. 1575, KMSKA, cat. 27, in: "Pieter Pourbus, meester schilder", van Paul Huvenne, Gemeentekrediet, Brugge, 1984, p.247.(3)


Het ideaalbeeld van een Brugse vooraanstaande vrouw uit de XVIe eeuw.

Stilistisch verfijnd en perfect.
Een driekwart profiel waarbij de lijn van de neus de lijn van de wang niet overschrijdt.
De starre vooruitkijkende  blik en de stand van mond zijn geposeerd.
Het volle aangezicht is trefzeker weergegeven en heeft heel weinig details.
Het aangezicht  met eerder matte ogen en strakke mond getuigen van schranderheid  en zelfbewustzijn.
Het haar is opgestoken  in een kapje dat is versierd met kant, met erboven een soort tule doek. Ze draagt een gepijpte molenkraag zonder kant.
Het haar van het voorhoofd is hier waarschijnlijk verwijderd volgens de mode van de tijd.
Een neutrale donkere achtergrond.
De soberheid, geen juwelen, wordt ondervangen door de witte gepijpte molenkraag en het kanten mutsje.
Het is een portret van iemand uit de burgerij maar zonder veel 'poeha'.


We lezen in het boek: Geschiedenis van de vrouw, van Renaissance tot de Moderne tijd, p.51,

" In Italië, Engeland, Duitsland, Frankrijk en  Spanje gold in grote lijnen hetzelfde schoonheidsideaal:
  blanke huid, rode lippen en wangen, zwarte wenkbrauwen. Hals en handen dienden lang en slank te    zijn. de voeten klein en de taille soepel. Borsten moesten stevig, rond en wit zijn, met roze tepels. De favoriete oogkleur varieerde (de Fransen waren dol op groen, Italianen gaven de voorkeur aan zwart of bruin) en af en toe werd een uitzondering gemaakt voor donker haar, maar de maatstaven voor het uiterlijk van de vrouw bleven ca. 300 jaar in wezen idem/dito.

Via mondelinge en schriftelijke overlevering kwam een lijst van 'schoonheden' tot stand die in de loop  van de zestiende eeuw uitgroeide van drie tot drie dertig punten. Morpurgo geeft in zijn El costume de la donna (1536) zelfs een nog langere lijst. Zijn ideale vrouw had niet minder dan drieëndertig volmaaktheden:

Drie lang: haar, handen en benen;
drie kort: tanden, oren en borsten;
drie breed: voorhoofd , borst en heupen;
drie smal: middel, knieën, en 'waar de natuur al het zoete heeft verborgen;
drie groot ('maar goed geproportioneerd'): lengte, armen en dijen;
drie dun: wenkbrauwen, vingers, lippen;
drie rond; hals, armen en ... ;
drie klein: mond, kin en voeten;
drie wit: tanden, hals en handen;
drie rood: wangen, lippen en tepels;
drie zwart: wenkbrauwen, ogen en 'wat uzelf weet'."(1)


Het getekende ideaalbeeld:

Johan Stefan van Calcar, Vrouwenfiguur, houtsnede uit Vesalius, De humani corporis farica libri septem, Basel, 1543.(2)





















"During the Middle ages, and even in the Renaissance and until the 18th century, eyelashes were not styled. Women, in general, removed eyelashes and eyebrows in order to give more importance to the forehead, which was the most important feature in females’ faces at that time. Women were not supposed to exhibit their hair in public. image: Petrus Christus, Portrait of a Young Woman (detail), Netherlandish, c. 1470

It was the fashion during the Renaisssance in Florence to shave one’s eyebrows. Look to the Mona Lisa for another example. But also in Flanders."

Gedurende de middeleeuwen en tijdens de Renaissance , zelfs tot de 18e eeuw werden de wimpers niet bijgewerkt, genipt of gekleurd. Meestal werden deze laatsten met de wenkbrauwen, met als opzet de nadruk op het voorhoofd te vergroten,  verwijderd. Vrouwen werden niet verondersteld hun haar aan het publiek te laten zien. Zie hierbij het schilderij van Petrus Christus.
Ook in Florence was het de mode om de wenkbrauwen te verwijderen tijden de Renaissance. We verwijzen hier naar de Mona Lisa. Maar ook in Vlaanderen.

Petrus Christus(1410- Brugge 1472), Jonge Dame, detail,  ca. 1470, Gemäldegalerie, Berlijn.





VERWIJZING/

Paul Huvenne, Pieter Pourbus, meester schilder, Gemeentekrediet, Brugge, 1984. (2 p.138)+(3)
Sara F. Matthews Grieco, Lichaam, uiterlijk en seksualiteit, p.51, in: Geschiedenis van de Vrouw, van Ariette Farge en Natalie Zemon Davis, Agon, Amsterdam, 1992.(1 p.51)
E. Rodenach, La femme italienne, p. 90-91 en nt.4. (1)




woensdag 5 augustus 2015

Liefdesverdriet - Pisbesienders - doktersbezoek - Jan Steen * * * *





Jan Steen, "Het doktersbezoek", Wellington Museum, Londen, ca. 1661-1662.(1)
INHOUD

We zien in het centrum van het schilderij een jonge dame met een jasje met pels afgezet, die aan haar hoofd voelt. Haar linkervoet rust op een stoof. De hond kijkt medelevend naar haar. Over de stoel hangt haar beurs  en een messenetui. Aan een poot van de stoel is een bruine vuurtest en een stukje verbrande  veter of schorteband.(3) De dokter met Rubenshoed voelt haar pols en kijkt veelbetekenend naar de dame ernaast die  een bolglas met urine vasthoudt.
Het jongetje voor de stoel, met pijl en boog,  moet eros voorstellen.
Rechts in de hoek zien we het gesloten alkoofbed met lussen. Ervoor op de tafel een kaarsenstaander met een gedoofde kaars en op de grond de nachtspiegel. De centraal opgestelde rode stoel met een drietal rekwisieten speelt een verwijzende rol. Het rood verwijst naar liefde ... Hoewel "love is blue".
Feitelijk gaat het om een komisch schilderij.


LIEFDESVERDRIET of MINNEPIJN

Dit verschijnsel en het zich laten opmerken door ziekte voor te wenden was in de "Hollandse Gouden" eeuw legio. De uitbeelding van de jonge dames voor een dergelijk onderwerp was voor de hand liggend. Ook jonge mannen hadden zulk een verdriet. Jan Steen schilderde het onderwerp achttien keer.

De dokter die pols voelt, lijkt aan de vrouw met het urineglas te zeggen: "Zij lijdt aan minnepijn."

Liefdeverdriet is de pijn die men voelt over het verbroken zijn van een relatie of over de onbereikbaarheid van een geliefde, in 't algemeen gaat het om niet-huwelijkse relatie. Wij noemden dat zo'n 50 jaar geleden LDVD maar het wordt ook luhduhvuhduh genoemd als een soort van eufemisme om het woord niet hoeven uit te spreken.

In Wikipedia lazen we daarover:
" Liefdesverdriet is de laatste tijd erkend als aandoening met symptomen als van een ziekte.
   Het gevoel verlaten te zijn leidt tot geestelijke en fysieke pijnen, die doen denken aan een depressie;
   men voelt zich lamlendig en nietswaardig, en heeft last van hoofdpijn, moeheid, slapeloosheid en       verlies van eetlust.
   De duur van liefdesverdriet is zeer uiteenlopend, van enkele dagen tot vele jaren. ... In het algemeen is het goed om het verdriet te uiten, maar tegelijkertijd het dagritme van werk of andere bezigheden niet los te laten. Dit geeft afleiding en dempt verdriet. In de wereldliteratuur komt het onderwerp geregeld aan bod.."

In het schilderij zijn er duidelijke verwijzingen naar:
- het grote schilderij van Ovidius vertoont een meisje met een gebroken hart
- het hartje aan de halsband van de hond
- Eros/cupido, die veelbetekenend lacht, met pijl en boog.

Jan Steen verwijst in dit verband naar de dwaasheid door het schilderij rechtsboven, dat van de nar Peckelhaering.

De liefdessmart werd toen wel gezien als een soort chantagemiddel ten opzichte van de ouders om de toelating om te trouwen af te dwingen.


Detail van bovenstaand schilderij. We zien de dame met de pisbokaal in de rechterhand.


URINEONDERZOEK

We kijken naar het centrale punt van het schilderij:
met de "wijze" dokter die haar pols voelt,
de behulpzame vrouw met de urinekolf ,
en het beklagenswaardig meisje.


Onderzoek van urine was van in de late middeleeuwen  een element van onderzoek bij minnepijn.
Het voelen van de  polsslag was van in de oudheid reeds een middel om de hartslag te controleren en aldus het hart. De hartslag zou sneller gaan bij het ontmoeten van de geliefde.

Bij de urine ging het om de geur en kleur en de neerslag van de lichaamssappen(bloed,  gal , gele en zwarte en slijm) in het bloed en in de urine. Door minnepijn kon dit leiden tot  verbreking van het evenwicht en als symptoom leiden tot melancholie.(2)(p.152)











Gravure van Pieter Breugel de Oude, Prudens, detail, 1559/60, (4. p.101 e.v.).
In deze gravure wordt de Voorzienigheid in beeld gebracht , door het onderzoek va de 'piskijker' en door de priester die de zieke bijstaat. De handeling van de dokter was in de tijd van Pieter als medische activiteit reeds in voege. Hij heeft ook een mandje bij waarin de fles wordt opgeborgen.


In de urine van de vrouw kon men zelfs vaststellen of de vrouw in verwachting was.
De urine werd daarvoor verwarmd.
De dokters die zich daar toen mede bezighielden werden "quackslaverische pisbesienders" genoemd.

De kolf van het ordinaal (voor kant) en urineglas lijken mij hetzelfde.

Karel Braun schrijft nog het volgende:
"Steen laat zien wat de dokters nog meer deden dan alleen de pols voelen.
 Daarop duiden de flesjes met urine en de vuurtesten met verbrande veters die doorgaans op schilderijen voorkomen. ... Als extra test liet hij de patiënte aan een stukje brandend schortenband ruiken ; het snel misselijk worden is immers een bekende kwaal in de eerste maanden van de zwangerschap."(4)

David Teniers (1610-1690),  De Dorpsdokter, KMSKB, 1645. Uit: "De Vlaamse Schilderkunst in de XVIIe eeuw", Jeanne De La Ruwière, Artis, Brussel, 1957. p.111.

Het hier uitgebeelde thema is een herhaaldelijk geschilderd  in de XVIIe eeuw. In  inventarissen en rekeningen van kunsthandelaars en verzamelaars  komen voorstellingen  van 'doctoren' en 'piskijckersveel voor.

Er wordt hier een dorpschirurgijn  voorgesteld die een urineglas bestudeert, waarschijnlijk van de oude vrouw naast hem en die dan ook met een ongerust gemoed (gezicht) wacht op de uitslag. Het openliggende boek voor hem wijst er op dat hij voor zijn diagnose op schriftelijke gegevens steunt. Was dit om indruk te maken of om een vorm van geleerdheid naar voor te schuiven.
Het genre was geliefd in de XVIIe eeuw. Waarschijnlijk stond men er wantrouwig tegenover en werd het onderzoek niet als waardevol ervaren.

BEGRIPPEN/

Dokter,dorpschirurgijn, pisbesiender, quacksalverische pisbesienders, piskijckers

Bolglas, urineglas, pisbokaal, urinekolf

Liefdesverdriet, minnepijn, LDVD,  luhduhvuhduh, liefdessmart



VERWIJZING/

Karel Braun, "Jan Steen",  Lekturama, Rotterdam, 1980. (3 , p.107)+(4, p.107)
H. Perry Chapman, Wouter TH. Kloek en Arthur K. Wheelock, jr, "Jan Steen, schilder en verteller", Waanders uitgevers, Zwolle, 1996, 3de druk. (1, p.151)+(2)
Louis Lebeer, "Cataloque raisonné des estampes de Bruegel l'ancien", Kon. Bibliotheek 'Albert I', Brussel, 1969. (4, p.102).

zaterdag 1 augustus 2015

Een lied/ en gedicht: Charles Perrault : Roodkapje en de wolf.*




Bedenking van Charles Perrault na zijn vertelling over Roodkapje.

"Het jong volk in 't algemeen en 
 jonge meisjes in 't bijzonder,
 lief en mooi, dienen te weten
 niet aan elk hun oor te lenen.
 't Is tenslotte heus geen wonder
 hoeveel de wolf er heeft gebeten.
Ik zeg dé wolf, want niet elk beest
is altijd van dezelfde aard;
men vindt er heel nette bij,
niet boos, maar aardig en bedeesd, 
die vriendelijk, zachtjes en bedaard
de juffers volgen, totdat zij
hun huis, hun kamer binnengaan;
pas op voor wolven: van de zachte 
moet men het grootste gevaar verwachten!" 


Prent uit : "Sprookjes van Moeder de Gans" van Charles Perrault, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 2de dr., 1978, p.101.
ROODKAPJE

Er was eens in een dorpje een meisje, het liefste dat je maar kunt voorstellen; haar moeder was dol op haar, en haar grootmoeder nog meer. Die goede vrouw liet voor haar een rood kapje maken dat haar zo leuk stond dat iedereen haar Roodkapje noemde.

Op een dag had haar moeder koeken gebakken en zie tegen haar:'Ga eens kijken hoe het met grootmoeder is, want ik heb gehoord dat ze ziek is, breng haar maar een koek en dit potje boter,' Roodkapje vertrok meteen naar haar grootmoeder, die in een ander dorp woonde.  Toen ze door een bos kwam, ontmoette ze vadertje Wolf, die wel zin had om haar op te eten, maar hij durfde het niet vanwege een paar houtakkers die in het bos waren.

Hij vroeg waar ze heenging; het arme kind, dat niet wist dat het gevaarlijk is om naar een wolf te luisteren, zei hem:
 'Ik ga mijn grootmoeder opzoeken en haar een koek en een potje boter brengen die mijn moeder haar stuurt.'
' Woont ze ver weg?' vroeg de wolf haar.
'O ja,' zei Roodkapje, 'voorbij de molen die je daarginds ziet, daar, in het eerste huis van het dorp!'
'Nou," zei de wolf, 'ik zal haar ook eens op gaan zoeken; ik ga langs deze weg, en jij langs die weg, en dan zullen we zien wie de eerst is.'

De wolf begon uit alle macht te rennen, langs de kotste weg en het meisje nam de langste weg, waarbij ze zich vermaakte met het plukken van hazelnoten, het najagen van vlinders en het maken van ruikertjes van bloemetjes die ze vond.

Het duurde niet lang of de wolf kwam bij het huis van grootmoeder; hij klopte aan: tok, tok.
'Wie is daar?'
'Het is uw kleindochter Roodkapje,' zei de wolf met verdraaide stem, 'die u een koek en een potje boter komt brengen die mijn moeder u stuurt.'
De goede moeder, die in bed lag omdat ze zich niet zo lekker voelde, riep hem toe: 'Trek maar aan het klosje, dan gaat de deur open.'
Gij stortte zich op de goede vrouw en verslond haar binnen een mum van tijd, want het was al meer dan drie dagen dat hij had gegeten. Daarom deed hij de deur dicht en ging in het bed van grootmoeder op Roodkapje liggen, wachten, die even later op de deur klopte.
Tok, tok.
'Wie is daar?'
Roodkapje, die de zware stem van de wolf hoorde werd eerst bang, maar omdat ze dacht dat haar grootmoeder verkouden was, antwoordde ze: 'Het is uw kleindochter Roodkapje, die u een koek en een potje boter komt brengen, die mijn moeder u stuurt.'
De wolf riep haar toe, met een iets zachtere stem: 'Trek maar aan het klosje, dan gaat de deur open.'
Roodkapje trok aan het klosje en de deur ging open.
Toen de wolf haar zag binnenkomen, verborg hij zich onder de deken en zei: 'Zet de koek en het potje boter maar op de broodtrommel en kom bij mij in bed liggen.'
Roodkapje kleedde zich uit en ging in bed liggen, waar ze erg verbaasd was toen ze zag hoe grootmoeder er in haar nachtgewaad uitzag. Ze zei:
- 'Grootmoeder, wat hebt u grote armen!'
'Dan kan ik je beter omhelzen, mijn kind.'
- 'Grootmoeder wat hebt u grote benen!'
'Dan kan ik harder lopen, mijn kind.'
- 'Grootmoeder, wat hebt u grote oren!'
'Dan kan ik beter horen, mijn kind?'
- 'Grootmoeder, wat hebt u grote ogen!'
'Dan kan ik u beter zien mijn kind.'
- 'Grootmoeder wat hebt u grote tanden!'
'Dat is om jou op te eten.'

En terwijl hij dat zei, wierp de boze wolf zich op Roodkapje en at haar op.

Charles Perrault (Parijs 1628 -Parijs 1703), was bekend vanwege zijn sprookjes.Foto:  Wikipedia


Charles Perrault, "Sprookjes van Moeder de Gans", Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 2de dr., 1978, p.101

************************************************************************

In de Duitse versie komt de jager die grootmoeder uit de buik van de wolf haalt vooraleer roodkapje wordt opgesmuld.

Bibliografische verwijzing:

Oorspronkelijke titel: Contes de ma mère l'Oye, of  Histoire ou Contes du Temps Passé. Vertaald door Arjaan van Nimwegen.

De afbeelding is ontleent  aan Histoires ou Contes du Temps Passé, in de uitgave van Claude Barbin (1697).